Uiteraard dient een tafelrede kort en krachtig te zijn, en een kop (waar wil
ik het over hebben), een romp (enige uitweidingen over het onderwerp) en een
staart hebben: een krachtige afsluiting, waar trots en/of overtuigingskracht
uit spreekt.
De toast
Een tafelrede gaat aan tafel gepaard met het uitbrengen
van een toast (wie zich in Oost-Europa ooit serieus onder de lokale
bevolking heeft begeven, kan er over mee praten: bij een gezamenlijke
maaltijd kan volop getoast worden, waarbij serieus gesproken en serieus
gedronken wordt, waarbij je als gast vaak het middelpunt bent, en dus wel
mee moet met de toast, en dus de (doorgaans sterke) drank).
De toast sluit de rede af en is even belangrijk als de
rede zelf: bij de toast nodig je het gezelschap uit om mee te toasten op het
door jou gekozen thema, en je boodschap. Door mee te toasten accepteert het
gezelschap deze boodschap. Dat wil niet zeggen dat iedereen het er mee eens
moet zijn, maar wel dat het er ‘mag zijn’.
Aangezien het niet altijd geaccepteerd, en ook niet
altijd wenselijk ik om (met alcohol) te toasten is er een geciviliseerd
acceptabel alternatief: ontvang de rede met APPLAUS.
Naast het toasten of applaudisseren is er nog een
belangrijke taak voor de toehoorders: luisteren. Tijdens de rede is het niet
gepast om te reageren: luister, en accepteer. Heb je ook iets te zeggen? Ga
er voor staan, en houdt je eigen rede. Sta daarbij voor jezelf (en dus niet
tegenover de ander).
Voorbeeld:
(Tafelrede uitgesproken bij een oriënterende
bijeenkomst van de werkgroep van een hogeschool die zich voorbereid op het
ontwikkelen van een Masteropleiding ‘leren en innoveren’, voor het
onderwijs).
‘Ik heb bij de voorbereiding van deze rede zitten
worstelen met het idee dat een master een bepaald ‘niveau’ moet hebben tot
ik zal te lezen in een boekje Wil Derkse. Met dit boekje ‘Een
levensregel voor beginners’ maakt Wil Derkse de Benedictijnse
spiritualiteit toepasbaar voor het dagelijks leven. Dit boekje heeft mij
geïnspireerd en ook bij deze worsteling bracht het mij uitkomst, ik citeer:
‘Bij Benedictus is er maar één niveau: het
beginnersniveau, en is er slechts een langzaam tempo: dat van dag naar dag,
waarin we oefenen met piece-meal spiritueel verbetermanagement.’
Denkend aan een master leren en innoveren is dat wat
ik wil bereiken: het leren en innoveren tot dagelijkse praktijk maken in
het onderwijs. En dat is het mooie van onderwijs: iedereen is aan het leren.
En iedereen die leert is, in datgene wat hij wil leren, een beginner, de
docent die wil leren bijdragen aan onderwijsinnovatie evenzeer als zijn
leerling die voor het eerst in zijn klas voor zijn vak komt.
Leren en innoveren dus als een stukje van het
dagelijks werk van de docent. Dat betekent dat ik met een master leren en
innoveren vooral zou willen bijdragen aan het ontwikkelen van de houding van
docenten. Het ontwikkelen van een lerende en innoverende houding. Een
houding die zich kenmerkt door bescheidenheid en ambitie. Bescheidenheid
omdat we bij iedere keer dat we willen innoveren weer beginner zijn.
Ambitieus omdat we weten dat we gezegend zijn met een gave die zo
verschrikkelijk veel mogelijk maakt: het kunnen leren.’