Studenten in een
competentiegerichte opleiding zijn voortdurende bezig zichzelf te
vergelijken met de verwachtingen in de beroepspraktijk. De opleiding
moet daarom zo ingericht worden dat de student voortdurend bezit is met
de vragen:
-
wat wordt er in mijn
(toekomstige) beroepspraktijk van mij verwacht?
-
wat zijn daarbij mij sterke
en mijn zwakke punten?
-
hoe kan ik mij daarin verder
verbeteren?
Docenten die
studenten hierbij willen ondersteunen moeten coachend optreden.
Coachende begeleiders richten hun aandacht vooral op het ondersteunen
bij het beantwoorden van de vragen die de student zichzelf stelt.
Daarnaast zijn coachen de begeleiders in staat om te communiceren over
de eigen werkwijze en in staat om afspraken te maken met de studenten
over de invulling van de begeleidingsactiviteiten.
Een
competentiegerichte opzet van een opleiding vraagt om begeleiders die
niet in de eerste plaats begeleiden vanuit een visie op het eigen vak,
maar vanuit een visie op het (toekomstige) vak van de student,
waarbij theorie en praktijk met elkaar samenhangen. Daarnaast wordt bij
studenten een actieve en zelfstandige houding van studenten
gestimuleerd.
Niet alleen de
trajectbegeleider is een coach
Bij sommige
begeleidingsontwerpen voor competentiegericht leren wordt de vergissing
gemaakt een ‘coach’ te introduceren als een nieuwe rol, naast de andere
docentrollen. Er wordt dan vaak gesproken over een ‘trajectbegeleider’,
‘studieloopbaanbegeleider’ of simpelweg ‘coach’, die een rol krijgt
naast de rol van ‘vakdocent’.
Een traject- of
studieloopbaanbegeleider coacht de student op de hoofdlijnen. Maar dit
heeft alleen zin als de student naast het gesprek met deze begeleider
ook (open) in gesprek kan met andere begeleiders. Juist door met
(vak)begeleiders te spreken over de doelmatigheid van zijn activiteiten
op de korte termijn ontwikkelt de student de competenties die nodig zijn
om zicht te krijgen op zijn ontwikkeling op de langere termijn.
Als reflectie op
het beroep en ruimte voor het maken van eigen keuzes geen plek hebben
gevonden in het dagelijkse studieprogramma voeren
studieloopbaanbegeleider en student een gesprek zonder inhoud of effect.

Coachende
begeleiding kan vorm worden gegeven vanuit de volgende rollen:
●
Trajectbegeleider
Een
trajectbegeleider begeleidt de studenten bij het opstellen van een
persoonlijk ontwikkelingsplan. Deze begeleider gaat samen met de student
na over welke vaardigheden een student reeds beschikt en wat de student
nog moet leren. Dit gebeurt aan de hand van een door de student
bijgehouden portfolio. De afspraken over het vervolg van de studie
worden vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan.
Naarmate de
individualisering van leerroutes toeneemt zal de rol van de
trajectbegeleider een steeds belangrijkere plaats in gaan nemen.
●
Coachende docenten
Een coachende
docent is alleen functioneel als studenten een eigen werkplan volgen.
Een coachende docent richt zich naar de werkwijze van de student, en dat
kan alleen als de student die werkwijze zelf kan bepalen. Begeleiden van
competentiegericht leren is dus altijd begeleiden bij het (zelfstandig)
werken aan competentiegerichte opdrachten. We kunnen drie coachende
docentrollen onderscheiden:
- Groepsprocesbegeleiders die studenten ondersteunen bij het
voorbereiden op en het evalueren van competentiegerichte opdrachten.
- Vraagbaken die in aanvulling op tal van andere
informatiebronnen de studenten ondersteunen bij het uitvoeren van
competentiegerichte opdrachten.
- Beoordelaars
die feedback en aanvullingen geven op de producten die studenten
opleveren aan de hand van competentiegerichte opdrachten.
●
Groepsprocesbegeleiders
Omdat voortdurend individueel begeleiden een onbetaalbare
begeleidingsintensiteit vraagt is het noodzakelijk dat studenten deels
in groepen aan de opdrachten werken. Bovendien kan het werken in een
groep het leerrendement sterk vergroten, vooral op de volgende momenten:
- bij de oriëntatie op een opdracht;
- bij de analyse van een opdracht;
- bij de reflectie op het resultaat;
- bij reflectie op de werkwijze.
Door juist op deze momenten te groeperen en daarbij actief te begeleiden
kan het rendement van het leerproces sterk toenemen. Deze
begeleidingsaanpak wordt veelvuldig toegepast in probleemgestuurd en
projectonderwijs. Belangrijk in deze aanpak is dat de
verantwoordelijkheid voor de inhoud bij de studenten ligt. Dat kan
alleen door dit gesprek in relatief kleine groepen te organiseren (6-8
studenten). Uiteraard is ook de kwaliteit van de opdrachten van grote
invloed.
De procesbegeleider is er in de eerste plaats op gericht de studenten te
leren de juiste leervragen te stellen. Daarnaast ondersteunt hij bij het
ontwerpen van een plan van aanpak, dat er op gericht is een antwoord op
de leervragen te vinden. Daarnaast is er begeleiding nodig bij het
samenwerkingsproces in de groep.
Het begeleiden van de groepsprocesbegeleider is dus vooral gericht op de
ontwikkeling van leer- en samenwerkingscompetenties bij de studenten.
Bij de bespreking van het resultaat ondersteunt de procesbegeleider bij
de reflectie op het resultaat en bij reflectie op de werkwijze.
●
Vraagbaken
Uiteraard zullen studenten ook met inhoudelijke vragen zitten, en
regelmatig een inhoudsdeskundige (vak-)docent nodig hebben om een
antwoord op de geformuleerde vragen te vinden. Docenten zullen derhalve
ook in een coachende rol een belangrijke functie hebben bij de
inhoudelijke ondersteuning, in de rol van vraagbaak.
Daarbij is het belangrijk de docent als één van de vele
informatiebronnen te zien. Het verdient de voorkeur de studenten eerst
andere bronnen te laten raadplegen, liefst meerdere. (zie onderstaand
schema)

●
Beoordelaars
In het kader van probleemgestuurd onderwijs is het rendement
onderzocht van verschillende momenten en wijzen van
informatieverstrekking. De meeste leerwinst werd geboekt in de groepen
die eerst zelf op onderzoek uitgingen en op het resultaat feedback
kregen van een docent. Het verstrekken van inhoudelijke informatie na
afloop van een taak, of in de laatste fase van het werken aan een taak,
is dus het meest waardevol. Deze informatie moet dan wel in de vorm van
feedback worden verstrekt: aansluitend en aanvullend op het resultaat
van de studenten.
Het beoordelen van producten van studenten heeft in dit model dus een
belangrijke functie, niet om het leerproces af te sluiten, maar juist om
het leerproces te versterken en te verlengen.
●
Instructeurs
Voor een beperkt deel van de leerdoelen zal de inzet van meer
docentgestuurde ondersteuning noodzakelijk zijn. Met name in het kader
van het leren van beroepstechnische vaardigheden is een goed voorbeeld
en heldere taakgerichte instructie noodzakelijk ter voorbereiding op de
beroepspraktijk. Naast de docenten met een primair coachende rol zullen
docenten met een primair instruerende rol een plaats krijgen in de
begeleiding. Maar zoals de coachende docenten in het verlengde van de
activiteit van de student aanvullende instructie kunnen verzorgen is het
voor de instructeurs belangrijk in het verlengde van de instructie een
coachende houding aan te nemen.
●
Onderwijsassistenten
Studenten zullen een belangrijk deel van de tijd zelfstandig aan het
werk zijn. Hierbij valt te denken aan het zelfstandig werken in een Open
leercentrum of Skills-lokaal. Voor de niveau 2 studenten en eerstejaars
van de niveau 3 en 4 opleidingen is het verstandig altijd een
aanspreekpunt beschikbaar te hebben. Daarnaast is in deze ruimten vaak
toezicht gewenst. Voor een belangrijk deel kan deze ondersteuning
uitstekend ingevuld worden door een onderwijsassistent, zeker waar deze
kan verwijzen naar een op afstand beschikbare docent in de rol van
vraagbaak.
|